AEPL-rapport "Een meer seculier Europa? Een pleidooi voor waakzaam pragmatisme".
Gepubliceerd op 09/02/2019Openbare conferentie "Secularisme: een nieuw idee in Europa? "
Parijs, 9 februari 2019
Claude Wachtelaer, voorzitter van de Europese Vereniging voor de Vrije Gedachte (AEPL)
De vraag die ons samenbrengt komt misschien als een verrassing.
Waarom zou het begrip secularisme - en in Parijs betekent dit onvermijdelijk de wet van 1905 - een nieuw idee zijn?
Op zijn minst is secularisme in Frankrijk een principe dat al meer dan een eeuw bekend is, gedocumenteerd en zelfs, vaker wel dan niet, toegepast wordt. Wat heeft het dan voor zin om er vandaag een conferentie aan te wijden?
Aan de andere kant is het onderzoeken van de visie van de Europese instellingen op deze kwestie een gelegenheid om na te denken over de strategieën die moeten worden geïmplementeerd om de waarden die we verdedigen te bevorderen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de verschillende lidstaten van de Europese Unie.
Als je wilt weten hoe de EU-instellingen - en ik zal me voorlopig tot hen beperken - denken over de kwestie van de betrekkingen tussen de kerken en de staten, moet je in het bijzonder verwijzen naar artikel 17 van het VWEU (Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en de eerste alinea daarvan citeren:
" De Unie eerbiedigt en doet geen afbreuk aan de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de lidstaten hebben".
Op het eerste gezicht wil de EU zich dus, in toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, niet bezighouden met de betrekkingen tussen kerk en staat en laat zij het aan de afzonderlijke lidstaten over om deze te regelen.
Maar de dingen zijn duidelijk minder eenvoudig dan ze lijken, aangezien artikel 17 zich niet beperkt tot deze eerste verklaring en in de tweede alinea toevoegt dat :
"De Unie eerbiedigt tevens de status die levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationale recht hebben.
Er moet op gewezen worden dat we onder filosofische organisaties in essentie, maar zeker niet uitsluitend, de vrijmetselaarsgehoorzamen moeten verstaan.
Tot nu toe is er geen enkele verwijzing naar secularisme.
De derde paragraaf is ongetwijfeld de meest interessante. Daarin staat dat :
" De Unie erkent hun identiteit en hun specifieke bijdrage en onderhoudt een open, transparante en regelmatige dialoog met deze kerken en organisaties".
Met andere woorden, de EU geeft deze kerken en verenigingen een speciaal soort lobbystatus en geeft hen de mogelijkheid om regelmatig contact te hebben met de instellingen. Een observatie die aanhangers van een orthodoxe interpretatie van secularisme, zoals gedefinieerd door het Franse model, niet zal verbazen. Voor filosofische en niet-confessionele organisaties kan deze situatie zowel een kans als een valstrik zijn.
Vanuit Belgisch standpunt is dit model minder verrassend.
Het zal je misschien verbazen, maar in België zijn de principes die de basis vormen van het secularisme al sinds de onafhankelijkheid in 1831 vastgelegd in de grondwet.
Het lijdt geen twijfel dat de Belgische grondwetgever, grotendeels geïnspireerd door de denkers van de Verlichting, de voorrang van het burgerlijke boven het religieuze wilde bevestigen door te stellen dat "Alle bevoegdheden komen voort uit de Natie". (art. 33) en dat er is geen onderscheid van orders in de staat". (art.10).
De grondwet van 1831 was een uitzondering in zijn tijd in Europa. Hij garandeerde vrijheid van denken, vereniging en pers, schafte censuur vooraf af, stelde een burgerlijk huwelijk verplicht vóór een religieus huwelijk en bepaalde dat niemand gedwongen kon worden om deel te nemen aan religieuze ceremonies.
Ten slotte kozen de Belgen (in die tijd meer dan 90 % katholiek) als hun soeverein een Lutherse prins aan wie de grondwetgever een eed oplegde - de eed van trouw aan de Lutherse kerk. "Ik zweer gehoorzaamheid aan de grondwet en de wetten van het Belgische volk". - zonder de minste religieuze verwijzing.
Mijn Franse vrienden betreuren al snel twee afwijkingen van de principes die in de wet van 1905 zijn vastgelegd. Het probleem van confessioneel onderwijs en de financiering van religieuze denominaties.
De vraag naar de legitimiteit van het financieren van religieuze denominaties, een concessie die bedoeld was om de vrijheden die ik noemde te garanderen, rees al heel vroeg. En het antwoord werd al in 1859 gegeven door Jules BARA, een liberaal parlementslid, vrijmetselaar en toekomstig minister van Justitie:
"De salarissen van geestelijken zijn een uitzondering die geen invloed heeft op het grondwettelijke principe [de scheiding van kerk en staat], omdat het geen enkele verplichting van de geestelijkheid ten opzichte van de staat inhoudt, noch kan worden gezegd dat privileges of gunsten moeten worden verleend aan geestelijken.
Jules BARA zette het principe uiteen dat sinds 1831 de relaties tussen religieuze denominaties en de Belgische staat beheerst, een principe dat specialisten de "Dubbele incompetentie. Eenvoudig gezegd, de staat mengt zich niet in de zaken van religieuze denominaties en religieuze denominaties genieten geen bevoorrechte status die hen in staat stelt invloed uit te oefenen op openbare aangelegenheden. De voorrang van het burgerlijke boven het religieuze wordt gehandhaafd en er is nooit een concordaat geweest tussen België en het Vaticaan.
Het systeem van erkende religies - dat financiering rechtvaardigt - kwam aanvankelijk ten goede aan katholieken en joden. Daarna werd het uitgebreid naar anglicanen (1835), protestanten (1839), moslims (1974) en orthodoxen (1985).
De Belgische wetgever heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat de erkenning van een godsdienst niet gebaseerd kon zijn op de leer ervan, omdat de staat op grond van de scheiding van kerk en staat niet bevoegd is om de relevantie van een geloof te beoordelen. Dit argument verklaart waarom er in België nooit wetgeving tegen godslastering is geweest.i.
Erkenning is daarom uitsluitend gebaseerd op het sociale nut van de religie (en, sinds 2002, van het georganiseerde secularisme).ii); met andere woorden, de rol die het speelt in het verbinden van de samenleving. Diensten als pastoraat, morele steun, de organisatie van verschillende ceremonies en toegang tot de publieke media dragen allemaal bij aan deze band en kunnen daarom financiële steun van de overheid rechtvaardigen.
Tot slot moet worden opgemerkt dat dit systeem werkt zonder dat burgers verplicht worden om een religieuze of filosofische overtuiging aan te geven, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland met de kerkbelasting.
België is een land waar pragmatisme een tweede natuur is. We zijn heel comfortabel met complexiteit en we hebben - soms zelfs te veel - een zekere voorliefde voor institutionele engineering. Een vriend van mij zegt vaak "Als iemand je uitlegt hoe de Belgische instellingen werken en je begrijpt het, dan is dat omdat ze het slecht hebben uitgelegd".. Mutatis mutandisDeze analyse kan ook worden toegepast op de EU-instellingen, waar pragmatische oplossingen vaak beter werken dan rigide gedefinieerde principes.
De European Free Thought Association (EFTA) heeft daarom, rekening houdend met de diversiteit van nationale benaderingen van kerk/staat relaties, bewust geen expliciete verwijzing naar het Franse model opgenomen. We verdedigen echter de belangrijkste principes ervan, terwijl we erkennen dat de wegen voorwaarts moeten worden aangepast aan de specifieke kenmerken van de verschillende EU-landen.
Voor een effectief optreden is het ook belangrijk om te begrijpen hoe het Europees bestuur is georganiseerd met betrekking tot de relaties tussen de grote religieuze en filosofische tradities en de EU.
In het licht van wat er in artikel 17 staat, maar ook, meer in het algemeen, wanneer we de bestuursstijl van de EU analyseren, is het duidelijk dat de relatie van de EU met de lidstaten er niet een van regulering is. Het kan daarom niet seculier zijn, in de betekenis die we er in dit Huis aan geven, maar het is ook geen concordaat, en dus karikaturiseren degenen die spreken van een Vaticaans Europa meer de werkelijkheid dan dat ze deze nauwkeurig beschrijven. Aan de andere kant is de macht van de katholieke lobby duidelijk en wordt deze versterkt door het gewicht van de EVP (Europese Volkspartij) binnen de instellingen; maar de instellingen zijn niettemin verplicht om een soort welwillende neutraliteit in acht te nemen.iii.
Het Europese bestuur neemt dus niet de de regelgevende staat. Aan de andere kant is het in overeenstemming met de notie van d'État animateur in zoverre het uitgaat van het verlies aan centraliteit van politieke-staatsactoren ten gunste van multipolaire, meerlagige, gedecentraliseerde, informele en niet-hiërarchische actie tussen de staat en sociale groepen.
De betrekkingen tussen de Europese instellingen en religieuze en filosofische organisaties zijn gebaseerd op zes principes:
- Subsidiariteit ;
- Erkenning van de positieve sociale rol van religie en niet-confessionele organisaties ;
- Erkenning van hun specificiteit ten opzichte van andere maatschappelijke organisaties;
- Positieve neutraliteit van de instelling ten opzichte van de spelers ;
- Erkenning van religieus en filosofisch pluralisme ;
- Een gestructureerd juridisch arsenaal over non-discriminatie op basis van religie en geloof.
Dit is, of we het nu leuk vinden of niet, de realiteit waarmee we te maken hebben en waarbinnen we gedwongen worden te handelen.
De dialoog die in het kader van artikel 17 wordt georganiseerd, is dus een bijzondere vorm - die door de partners wordt aangenomen - van lobbyen of belangenbehartiging. En lobbyen is een techniek die overtuigingskracht inhoudt en rekening moet houden met het begrip machtsevenwicht.
Het belangrijkste, vooral voor zwakkere partners zoals AEPL, is om actief en relevant te zijn in de actie. Want instellingen staan open voor voorstellen van partners en, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, zijn het niet altijd de "grote jongens" die winnen.
Concrete voorbeelden om me te helpen begrijpen.
Onze interventie bij de Ombudsman van de EU om het theologiecriterium te schrappen uit de lijst met criteria voor het selecteren van leden van de Europese Groep ethiek werd opgevolgd bij de vernieuwing in 2017.
De verlenging van het mandaat van de speciale EU-gezant voor vrijheid van godsdienst en geloof buiten Europa, bij wie we samen met andere organisaties protest hebben aangetekend, heeft de erkenning van de benarde situatie van niet-gelovigen, atheïsten en afvalligen in de resolutie die afgelopen januari door het Europees Parlement werd aangenomen, versterkt.iv.
De vraag is dan ook hoe we deze energie kunnen aanwenden om concrete resultaten te bereiken die een impact hebben op het dagelijkse leven van mensen.
De vraag is ook, meer fundamenteel, hoe we, in relatie tot de EU, kunnen deelnemen aan de productie van consensus. Moeten we vasthouden aan de transversale consensus zoals gedefinieerd door John Rawls, en verdeeldheid zaaiende kwesties, zoals religieuze kwesties, terugschuiven naar het domein van het binnenlandse forum?v ? Of moeten we de weg volgen van consensus door confrontatie, zoals getheoretiseerd door Jürgen Habermas? Zoals de filosoof Jean-Marc Ferry het formuleerde:
"Het model van consensus door confrontatie gaat daarom terug op het principe of de formule van de scheiding tussen private waarden en publieke normen, of tussen private overtuigingen en publieke rede. Het berust juist op de procedure van een ethiek van discussie, die publiekelijk en zonder voorbehoud wordt gevoerd, om het vooruitzicht te openen van een praktische consensus, van een mogelijke overeenstemming over praktische kwesties die zich in de praktijk voordoen.vi
De afgelopen veertig jaar heeft dit model in België ontegensprekelijk gewerkt in ethische kwesties. Met veel moeite, in de jaren 1980, in het geval van zwangerschapsonderbreking. Veel serener voor de euthanasiewet en - bijna vanzelfsprekend - voor het homohuwelijk. Deze consensus op basis van confrontatie heeft ook gediend om de abortuswet in Ierland te veranderen.
Als dit model nuttig kan zijn, dan is dat omdat het over het algemeen tot de conclusie leidt dat de beste oplossing voor het oplossen van onenigheid over fundamentele waarden is om een juridische ruimte te creëren die individuen in staat stelt om hun autonome keuze uit te oefenen. Wetten zoals die welke abortus of euthanasie toestaan, dwingen niemand om hiertoe over te gaan. Wetten die deze opties verbieden, zijn daarentegen wetten die individuen verhinderen hun vrijheid uit te oefenen. In feite maakt het systeem het mogelijk om seculiere principes in praktijk te brengen.
Tot slot kiest AEPL, geworteld in de traditie van de Verlichting, voor een Europa dat bestaat uit staten die niet noodzakelijk seculier zijn in de Franse betekenis, maar onpartijdig (het begrip "seculier" overnemend). Seculiere staten ") :
- Waar de breedste bescherming naar de kleinste minderheid gaat, het individu, omdat burgerschap gebaseerd is op autonome subjecten die vrij kunnen kiezen wat hun persoonlijke identiteit vormt.vii.
- Waar het burgerlijk recht voorrang heeft op elke andere rechtsbron.
- Waar er geen beperkingen zijn op de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
- Waar, met betrekking tot een aantal ethische kwesties die onderwerp van debat zijn, de autoriteiten wetgeving maken op een manier die individuen in staat stelt om geïnformeerde keuzes te maken.
- Waar het recht om anders te zijn niet leidt tot andere rechten.
- Waar, in termen van onderwijsfinanciering, de neutraliteit van staatsscholen een objectief verschil vormt dat - op zijn minst - een voorkeursbehandeling garandeert ten opzichte van confessionele scholen.
Wij geloven dat deze concrete doelstellingen haalbaar zijn in heel Europa, ondanks de specifieke kenmerken van elk land. Er zal des te sneller vooruitgang worden geboekt als we echte solidariteit creëren tussen iedereen die deze aanpak steunt.
Het is geen onmogelijke taak. En de Europese instellingen zijn verre van ongevoelig voor deze ideeën.
Twee voorbeelden om je te overtuigen.
De afgelopen maanden is er veel aandacht besteed aan een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa in Straatsburg (EHRM) over de uitspraak van een Griekse rechtbank in een echtscheidingszaak.viii. Sommige kranten, sommige seculiere verenigingen en mevrouw Le Pen hebben commentaar gegeven op deze beslissing door te zeggen dat het EHRM de
Sharia in Europa. Deze beweringen zijn gebaseerd op een oppervlakkige en bevooroordeelde lezing van het vonnis, waarin wordt gesteld dat de sharia - die Griekenland bij verdrag erkent als rechtsbron in civiele zaken met betrekking tot zijn Turkssprekende minderheid in Thracië - de eiser in deze zaak er niet van kon weerhouden zich te beroepen op het Griekse gemene recht om het geschil te beslechten.
Vreemd genoeg is een ander stuk informatie over hetzelfde onderwerp volledig genegeerd door dezelfde kranten, verenigingen en persoonlijkheden. Het gaat om Resolutie 2253 die afgelopen januari is aangenomen door de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa over De sharia, de Verklaring van Caïro en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ik zal slechts twee fragmenten citeren die de zaken in perspectief moeten plaatsen:
De Vergadering is ook zeer bezorgd over het feit dat de sharia, met inbegrip van bepalingen die duidelijk in strijd zijn met het Verdrag, officieel of onofficieel wordt toegepast in verschillende lidstaten van de Raad van Europa, op hun gehele grondgebied of een deel daarvan.
De Vergadering herinnert er ook aan dat zij herhaaldelijk haar steun heeft benadrukt voor het beginsel van de scheiding van staat en religie, een van de pijlers van een democratische samenleving, bijvoorbeeld in haar Aanbeveling 1804 (2007) over staat, religie, seculariteit en mensenrechten. Het is belangrijk dit beginsel te blijven respecteren.
Het Europees Parlement (EP) kan ook teksten aannemen die ons zouden moeten geruststellen. Dat is het geval met zijn besluit tot vaststelling van het mandaat van de speciale gezant voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst en overtuiging buiten Europa, aangenomen op 15 januari. Deze tekst bevestigt duidelijk het belang van de scheiding van kerk en staat, omschreven als een essentieel grondwettelijk principe; het benadrukt ook de garanties die beschikbaar moeten zijn voor niet-gelovigen of mensen die willen breken met of veranderen van religie.ix.
Hoewel de EU-instellingen verre van perfect zijn, is veel van de kritiek op hen gebaseerd op misvattingen of vooroordelen, kortom op een gebrek aan informatie. Dit verklaart de noodzaak om onderwijs voor Europees burgerschap te ontwikkelen, waartoe AEPL opriep in een petitie en wat de EU de lidstaten aanbeval in haar verklaring op de Europese Sociale Top in Göteborg in november 2017 en concretiseerde in een aanbeveling die in januari 2018 werd goedgekeurd.x
Mijn ervaring laat zien dat we aanzienlijke vooruitgang kunnen boeken op het gebied van de waarden die we verdedigen, maar dat kunnen we alleen door ons te verenigen op het gebied van doelstellingen en niet door ons te verdelen op het gebied van definities of modellen.
In tegenstelling tot wat we maar al te vaak denken, boeken de waarden van de Verlichting nog steeds vooruitgang. Maar deze vooruitgang zorgt ervoor dat de vijanden van vrijheid zich spannen. De strijd is nooit voorbij en verdient ieders inzet. Daarom zijn we verplicht om terug te keren naar deze aanbeveling, om het pessimisme van de rede te combineren met het optimisme van de wil.
- Vrijheid van geweten is de Belgen altijd dierbaar geweest en de Belgische vrijmetselaars waren pioniers op dit gebied toen ze in 1872 de verplichting afschaften voor LL's om de Grote Architect van het Universum en de onsterfelijkheid van de ziel aan te roepen. Lees over dit onderwerp met belangstelling het werk van Hervé Hasquin Belgische katholieken en de FM, Voorwoord, Brussel, 2011
- Laïcité organisée verenigt alle niet-confessionele organisaties die deel uitmaken van de Conseil central des Communautés philosophiques non-confessionnelles de Belgique, kortweg Conseil central laïque.
- Over dit complexe onderwerp, zie MASSIGNON, B, Goden en ambtenaren, religies en secularisme tegenover de uitdaging van de Europese integratie ; Presses universitaires de Rennes, 2007.
- EU-richtsnoeren en het mandaat van de speciale gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst en overtuiging buiten de EUP8_TA-PROV(2019)0013.
- Het paradigmatische schrikbeeld in dit verband is de godsdienstoorlog. Om dit altijd aanwezige risico in het liberale denken, met name dat van John Rawls, te voorkomen of af te wenden, bestaat de oplossing sinds Hobbes uit het privatiseren van overtuigingen en geloofsovertuigingen - met andere woorden, in wat ik een 'politieke excommunicatie' van religie zou willen noemen: publieke rede aan de ene kant, private overtuiging aan de andere kant. Dit is de pre-liberale formule voor sociale pacificatie. Dit is de basis voor het liberale model van consensus door overlapping: men gaat ervan uit dat de leden van de samenleving in staat zullen zijn om in hun privé-waarden de goede redenen te vinden, die nog steeds privé zijn, om zich aan te sluiten bij gemeenschappelijke normen die openbaar zijn''. (Ferry, Jean-Marc, Ga democratisch te werk, in Revue Nouvelle, Bruxelles, 1-2/2003, pp 10-17), p. 17.
- Ferry, Jean-Marc,, p.16.
- Zoals Stanislas de Clermont-Tonnerre beroemde in een toespraak tot de Nationale Vergadering in 1789, "De Joden moeten als natie alles ontzegd worden [tegenwoordig zouden we gemeenschap zeggen]. en alles toekennen aan de Joden als individuen. Ze mogen geen politiek lichaam of een orde binnen de staat vormen. Ze moeten individuele burgers zijn. Deze lapidaire formule markeert de weigering om de burger in te schrijven in een lidmaatschap dat hij zelf niet heeft gedefinieerd. We moeten ook niet vergeten dat de eerste daad van antisemitische regimes altijd is geweest om hun Joodse burgers hun staatsburgerschap te ontnemen en hen met geweld op te sluiten in een "gemeenschap" die ze niet noodzakelijkerwijs zelf hadden gekozen (Otto Frank, de vader van Anne, had tijdens de Eerste Wereldoorlog als officier in het Duitse leger gediend en zag zichzelf zeker niet als een buitenstaander van de Duitse natie).
- Molla Sali tegen Griekenland arrest van 19 december 2018
- Overwegende dat het beginsel van de scheiding van kerk en staat wereldwijd en in Europa een essentieel grondwettelijk beginsel is ;
Overwegende dat vrijheid van godsdienst en overtuiging het recht van het individu impliceert om te kiezen waarin hij al dan niet gelooft, het recht om zonder dwang van godsdienst en overtuiging te veranderen of daarvan af te zien, en het recht om de gedachte, het geweten, de godsdienst en de overtuiging van zijn keuze in praktijk te brengen en tot uitdrukking te brengen, hetzij individueel, hetzij met anderen, zowel privé als in het openbaar; dat de uitdrukking van gedachte, geweten, godsdienst of overtuiging tot uitdrukking kan komen in erediensten, het onderhouden van geboden en voorschriften, in de praktische toepassing ervan en in onderricht ; dat vrijheid van godsdienst en overtuiging het recht impliceert van gelovige en niet-gelovige gemeenschappen om hun ethos te handhaven of op te geven en dienovereenkomstig te handelen, alsmede het recht van religieuze, seculiere en niet-confessionele organisaties om een erkende rechtspersoonlijkheid te hebben; dat de bescherming van personen die een godsdienst of geen godsdienst aanhangen en de effectieve bestrijding van schendingen van de vrijheid van godsdienst en overtuiging, zoals discriminatie of wettelijke beperkingen op grond van godsdienst of overtuiging, essentiële voorwaarden zijn voor personen om deze vrijheid op voet van gelijkheid te genieten.
EU-richtsnoeren en het mandaat van de speciale gezant van de EU voor de bevordering van de vrijheid van godsdienst en overtuiging buiten de EUP8_TA-PROV (2019) 0013.
- Aanbeveling van de Raad betreffende de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie van het onderwijs {SWD(2018) 13 definitief}.